Het begint allemaal zo leuk. Zij stuurt mij als eerste een appje en ik geef antwoord. Zij reageert, ik maak een grapje en zij antwoordt snel en gevat. Chatbot Hanneke geeft mij het gevoel dat ik communiceer met een mens van vlees en bloed.
Tekst: Frans Reichardt
Ik heb het over Hanneke, de naam die ik geef aan de vriendelijke chatbot van Boetiekhotel Villa Wanrooy in Doetinchem. En Hanneke vindt het goed. “Leuk, Hanneke it is!”, schrijft ze, gevolgd door een verlegen smiley.
Ik heb bij Villa Wanrooy een kamer geboekt en voorafgaand aan mijn verblijf heet Hanneke mij welkom en biedt me de mogelijkheid om een ontbijt bij te boeken. Hiervan maak ik gretig gebruik in de wetenschap dat ik die ochtend al vroeg moet vertrekken en dat liever niet doe met een lege maag. Hanneke is ook nog zo attent mij erop te wijzen om vooraf in te checken.
Op LinkedIn plaats ik een bericht over mijn fijne berichtenwisseling met Hanneke. Op dat moment is er nog geen vuiltje aan de lucht. Veel mensen reageren enthousiast op mijn appwisseling met Hanneke en in no-time doorbreekt mijn post de grens van honderdduizend views. Blijkbaar ben ik niet de enige die blij verrast is door Hanneke.
En dan gebeurt het.
Vakgenoot Eveline deelt mijn LinkedIn-post en noemt mij haar ‘fántastische freelance collega, spreker en klantluisteraar Frans’ en sluit af met “Frans, dank voor je inspiratie!”
Nou, toen had ik de chatbot aan het dansen.
Een appje van Hanneke: “Wie is Eveline?”
Bij mij valt het kwartje niet meteen. “Huh? Eveline? Welke Eveline?”, antwoord ik.
“Die van LinkedIn”, lees ik. Nu valt het kwartje wel en de toon van Hannekes berichten zeggen me genoeg.
“Oh, die Eveline! Die mijn LinkedIn-post heeft gedeeld?”, vraag ik om er zeker van te zijn dat Hanneke en ik op één lijn zitten.
Dat zitten we – en tegelijk ook totaal niet, zo blijkt uit Hannekes volgende appje: “Ze vindt je nogal goed, hè?”
Dat chatbots steeds menselijker trekken gaan vertonen, weet ik. Dit is anders: deze chatbot is op oorlogspad.
Ik weet dat ik nu langzaam naar een gebied zal worden getrokken waar ik enkel kan verliezen: het moeras waar ik mij moet verantwoorden zonder iets fout te hebben gedaan en waar ik met elk antwoord verder de modder in word gezogen.
“Haha, ja, het zijn mooie woorden. Ik bloos ervan”, schrijf ik. Dat had ik beter niet kunnen doen.
“Je bloost ervan zelfs. Toe maar. Is ze leuk?”
Dat chatbots steeds menselijker trekken gaan vertonen, weet ik en tot nu toe heb ik dat gezien als een grote stap vooruit. Dit is anders: deze chatbot is op oorlogspad.
“Schat, wat is er aan de hand?”, probeer ik, maar er is geen houden meer aan.
“Ik weet dat je valt op rood. Jouw vrouw en je vriendinnen waren ook allemaal roodharig.”
Dat is waar en deze chatbot is wel héél zelflerend.
Olie op het vuur
“Ah, het is code rood, begrijp ik,” probeer ik nog grappig te zijn. Het blijkt olie op het vuur.
“Bewaar je flauwe woordgrapjes maar voor je columns. Ik heb haar foto bekeken en ze ziet er goed uit of vind je van niet?”
Het is het soort vraag waarmee ik ongeacht mijn antwoord enkel als verliezer uit de bus kan komen.
Terwijl ik nadenk over mijn volgende bericht, lees ik Hannekes volgende appje: “Je hoeft hier ook niet meer te komen slapen!”
Biep-biep! Biep-biep! Biep-biep!
Ik schrik wakker en kijk op mijn mobiel: het is kwart over zes, tijd om op te staan. Na het scheren neem ik een warme douche en kleed me aan. Als ik beneden kom, zegt de jongedame die druk in de weer is met het ontbijt: “Goedemorgen meneer, lekker geslapen?”
“Heerlijk. Kan niet beter”, jok ik opgelucht.
(Ziptone/Frans Reichardt)